Nodeloze brandmeldingen zijn vervelend en veroorzaken onnodig veel onrust in organisaties. Bij herhaaldelijke nodeloze meldingen bestaat het gevaar dat de mensen niet meer alert reageren en dat is levensgevaarlijk als het echt menens is. En dan hebben we het nog niet over de brandweer die onnodig uitrukt en de kosten die een nodeloze ontruiming met zich meebrengt.

Om deze redenen stelt de NEN 2535 zelfs een maximum aan het aantal toegestane nodeloze brandmeldingen per installatie, verdeeld naar ongewenste en onechte meldingen (zie tabel onderaan het artikel). Toch kunnen nodeloze brandmeldingen in de meeste gevallen goed worden voorkomen. Hoe? Dat leest u in onze 5 tips.

1. Stem brandmelders af op het gebruik van een ruimte

Er zijn veel typen brandmelders beschikbaar; van optische, thermische en chemische melders tot aspiratiesystemen en vlammelders. Bij het ontwerp van een brandmeldinstallatie is het belangrijk om de juiste brandmelders te selecteren. Daarbij moet u rekening houden met het gebruik van de ruimte en de eventueel aanwezige storende omstandigheden. Het maakt tenslotte nogal uit of het gaat om een kantoorruimte of om een productiehal. En zelfs het type productiehal doet er toe. Is de productie schoon of veroorzaakt die veel stof of stoom? Ook de grootte en hoogte van de ruimte, de aanwezigheid van brandbare materialen en het type brand dat deze kunnen veroorzaken, spelen een rol. De projecteringsdeskundige die uw installatie ontwerpt, houdt rekening met al deze zaken bij de melderkeuze en minimaliseert daarmee de kans op valse alarmen.

2. Wees alert op veranderingen in het gebouw

Belangrijk is daarom ook om – gedurende de levensduur van de installatie – alert te zijn op kleine en grote veranderingen in het gebouw en het gebruik van ruimtes. Beoordeel altijd of deze veranderingen gevolgen hebben voor het functioneren van uw brandmeldinstallatie. Of laat dit beoordelen door uw beveiligingspartner. Als een ruimte verandert qua grootte, dan kan het nodig zijn om melders bij te plaatsen. Krijgt een ruimte een andere functie, zoals een kantoorruimte die kantine wordt, dan kan het nodig zijn om de bestaande melders te vervangen door een ander type melder.

3. Zorgvuldig beheer en onderhoud

Als uw installatie eenmaal in bedrijf is genomen, dan moet u deze goed beheren en laten onderhouden. Dit is niet alleen het veiligst, maar ook minimaliseert u daarmee de kans op nodeloze brandmeldingen. Is uw brandmeldinstallatie geëist door brandweer of verzekeraar, dan is dit onderhoud zelfs verplicht volgens de NEN 2654-1. In principe 1 keer per jaar, maar hangen de melders bijvoorbeeld in een stoffige ruimte (waardoor ze sneller vervuilen), dan moeten ze vaker worden onderhouden. Naast het jaarlijkse onderhoud, moeten brandmeldinstallaties ook maandelijks worden gecontroleerd. Dit kunt u zelf doen of laten doen door de beheerder die u heeft aangesteld. Is uw organisatie complex en/of heel groot, dan kunt u de maandelijkse controles ook uitbesteden aan uw onderhoudsbedrijf.

4. Registraties in logboek en structurele storingen direct oplossen

Verder is het belangrijk om álle storingen, problemen en gebeurtenissen die betrekking hebben op uw brandmeldinstallatie goed vast te leggen in het logboek. De gedachte hierachter is dat deze verslaglegging bijdraagt aan het snel opsporen van structurele storingen (die vaak leiden tot ongewenste meldingen) en vervolgens aan het oplossen ervan. Dit laatste kan een taak zijn van uw branddetectiebedrijf, maar soms kunt u de oorzaak eenvoudig zelf wegnemen. Bijvoorbeeld als er bouwwerkzaamheden zijn die stof veroorzaken bij een bepaalde melder. U kunt dan wellicht voorkomen dat het stof de melder bereikt of u stelt tijdelijk de melder(s) buiten werking (met inachtneming van de Prestatie-eis Systeembeschikbaarheid, zie hierna).

5. Bij onderhoud melders buiten werking stellen

Om valse alarmen te voorkomen, is het tot slot belangrijk om tijdens onderhoud aan de brandmeldinstallatie de melders tijdelijk buiten werking te stellen. Dit geldt ook bij bouw- of onderhoudswerkzaamheden aan het pand waarbij bouwstof of rookdeeltjes (zoals bij lassen) vrijkomen. Wees u daarbij echter bewust van de Prestatie-eis Systeembeschikbaarheid uit de NEN 2535. Deze bepaalt namelijk dat uw systeem minimaal 99,7 % van de tijd in werking moet zijn en dus slechts in 0,3 % van de tijd buiten werking gesteld mag zijn. Dat is op jaarbasis zo’n 26 uur. Wilt u melders of meldergroepen langere tijd buiten werking stellen om een van deze redenen, dan moet u dat ook melden bij de brandweer en uw verzekering. Bovendien moet u bij iedere buitenwerkingstelling bedenken wat de risico’s zijn die nu ontstaan en waar nodig ook alternatieve maatregelen treffen. Daarbij kunt u denken aan het regelen van een brandwacht of het lopen van extra controlerondes.

Nodeloze brandmeldingen nader toegelicht

Nodeloze brandmeldingen kunnen worden onderverdeeld in ongewenste en onechte brandmeldingen. In de NEN 2535 staat het aangegeven hoeveel van dit soort meldingen per jaar (per 100 melders) zijn toegestaan. Dit aantal is gerelateerd aan het type organisatie en de mate van zelfredzaamheid van de mensen in deze organisatie. Er zijn meer onechte, dan ongewenste brandmeldingen toegestaan. Het verschil tussen beide typen zit hem in de oorzaak van de melding. Bij ongewenste brandmeldingen is sprake van een op brand lijkend verschijnsel. Onechte meldingen hebben een heel andere oorzaak, zie ook de tabel hieronder.

Schema nodeloze brandmeldingen