ARN: Thermische camera’s signaleren brand in vroeg stadium

Hoewel de NEN 2535, de norm voor brandveiligheid van gebouwen, niets schrijft over het gebruik van thermische camera’s bij brandsignalering, worden ze tegenwoordig regelmatig toegepast en in bepaalde situaties gezien als een gelijkwaardige oplossing. Bij de high-tech afvalenergiecentrale ARN in Weurt (bij Nijmegen) hangen sinds kort thermische camera’s.

In een grote overslaghal van ARN van maar liefst 2400 m2 hangen twee thermische camera’s voor branddetectie. In de hal wordt plastic afval binnengebracht door vrachtwagens. In de bergen plastic bestaat het risico op broei, dat weer kan leiden tot brand. Een vroege detectie van een temperatuurstijging is dan ook gewenst. Hoewel een deel van de hal al was uitgevoerd met een aspiratiesysteem, wilde ARN de risico’s verder minimaliseren door een beginnende brand nog sneller te detecteren.

Mactwin vernieuwde enkele jaren geleden de complete brandmeldinstallatie bij ARN en kreeg als vanzelfsprekend ook de opdracht om de uitbreiding te realiseren. Aangezien destijds gekozen was voor een moderne modulaire installatie kon deze uitbreiding nu relatief eenvoudig worden gekoppeld.

De wens om broei zo vroeg mogelijk te signaleren (eerder dan het huidige aspiratiesysteem), in een grote hal met een hoogte van maar liefst 15 meter, vroeg om een minder gebruikelijke oplossing. Erik Poulussen, sr. Accountmanager bij Mactwin, legt uit: “Gegeven deze omstandigheden hebben we gekozen voor thermische camera’s. Thermische, of warmtebeeld, camera’s laten heel nauwkeurig warmteverschillen zien. De camera’s meten de intensiteit van de door een object uitgestraalde hoeveelheid infrarood. Op basis daarvan kunnen de camera’s de temperatuur vaststellen. Op deze manier kan een thermische camera dus ook zogenaamde hete plekken (hot spots) detecteren, zoals bij ARN broei in een afvalberg. Thermische camera’s hebben verder een groot bereik waardoor we met slechts twee camera’s het hele gebied konden bestrijken. Bovendien werken ze uitstekend op grote hoogte en kunnen ze zo worden ingesteld dat ze bij het bereiken van een bepaalde temperatuur een signaal geven aan het achterliggende brandmeldsysteem. Bij ARN hebben we bij het instellen van de alarmdrempel rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in de overslaghal. Zo worden bijvoorbeeld de warme onderdelen van de shovels die er rondrijden, zoals de uitlaat, niet gezien. Hierdoor worden ongewenste brandmeldingen voorkomen.”

Een probleem was er nog wel: thermische camera’s komen niet voor in de NEN 2535. Erik Poulussen: “We hebben het systeem daarom zo uitgevoerd dat het gelijkwaardig is aan de oplossingen die wel in deze norm voorkomen. Zo wordt continu gemonitord of de camera’s nog werken én meten. Het systeem is ook volgens het fail-safe principe uitgevoerd. Zodra er sprake is van uitval van het systeem, wordt er direct een storingsmelding verzonden. Verder heeft een onafhankelijk inspectiebureau volgens vastgestelde protocollen getoetst of het inzetten van thermische camera’s in deze situatie gezien mocht worden als gelijkwaardig aan de NEN. Dat was het geval. Tot slot hebben we met een genormeerde brandproef (zie kader) aangetoond dat het systeem voldoet aan de gestelde prestatie-eisen. Voor ARN betekent dit dat deze uitbereiding gewoon mee gecertificeerd kan worden met de bestaande brandmeldinstallatie.”

Volg ons op Linkedin

Proefbranden volgens NEN 2535
Proefbranden dienen om de goede werking van automatische brandmelders vast te stellen. Om zeker te weten dat de bij een proefbrand vrijgekomen verbrandingsproducten de brandmelder kunnen bereiken en dat deze ook werkelijk wordt geactiveerd. De proefbrand wordt uitgevoerd in een normale bedrijfssituatie en onder de meest ongunstige omstandigheden. In de norm worden verschillende typen proefbranden beschreven. Welk type proefbrand wordt uitgevoerd, hangt af van de prestatie-eis brandgrootte die in het Programma van Eisen is vastgelegd. Bij ARN is een proefbrand met polyurethaanschuim brandmatten uitgevoerd om een smeulbrand te simuleren. Volgens de norm moet de brandmeldcentrale binnen de verbrandingstijd van de matten alarm geven. Het aantal te gebruiken matten hangt af van de hoogte van de ruimte. Hoewel de hoogte van de overslaghal (15 meter) het gebruik van 6 matten voorschrijft, zijn er bij de brandproef bij ARN maar 3 matten gebruikt. Dit betekent dat de thermische camera’s beter hebben gepresteerd dan de norm voorschrijft.